De basis van Boeddhisme
Fijn om hier te zijn, in een ontvangstruimte van het crematorium en uitgenodigd door Harriet, uitvaartbegeleider. Ik denk dat u allen die hier bent gekomen ervaring heeft met de dood in uw naaste omgeving, als geliefde, als vrijwilliger, als professional. Een crematorium is voor u een plek van ritueel en troost rond de dood, een plek die aandacht en nabijheid biedt. Vele mensen mijden een omgeving als deze, u niet. Fijn dat u er bent en welkom bij deze middag over Compassie in actie!
Vandaag ben ik gevraagd u te vertellen over het perspectief dat het boeddhisme biedt op de aanwezigheid van de dood. Kort samengevat gaat het dan over nabijheid: hoe kunnen wij, gewone mensen of gewone professionals, zo nabij mogelijk zijn bij de stervenden.
Ik zal u eerst iets vertellen over mijn zoektocht, mijn eigen zoektocht naar spiritualiteit die startte na de dood van mijn moeder. Ik had als puber afstand genomen van mijn katholieke opvoeding en toen mijn moeder overleed op mijn 26ste levensjaar was ik verrast door de kracht van de verbindende rituelen rond haar dood. De pastoor sprak woorden van inzicht en verzoening, en er ontstond daardoor in de afscheidsviering nabijheid en verbinding tussen alle familieleden en vrienden. Ik had het ontdekt: de spiritualiteit van verbindende rituelen, verzoening en ik ging er recht op af. Ik ging naar de kerk, ging mediteren en ontwikkelde me verder door studie en beoefening in Christendom en Boeddhisme. Ik werd voorganger in oecumenische basisgemeente De Duif in Amsterdam, en verbond mij met het boeddhisme. Ik ben én én: én volledig christen én volledig boeddhist. Boeddhisme is voor mij een levenslang leerproces gaan betekenen dat ik graag met mijn christelijke wortels meng.
Als voorganger in een oecumenische basisgemeente heb ik afscheidsvieringen voorbereid met stervenden en ben ik voorgegaan in rouwdiensten. Ik ben mantelzorger geweest bij stervenden, in directe kring of die van de basisgemeente. Een kleine drie jaar geleden volgde ik daarom de training Being with Dying, in zencentrum Upaya, in New Mexico bij roshi Joan Halifax, die dat centrum leidt. De training heette: “Professional Training Program for Clinicians in Compassionate Care of the Seriously Ill and Dying.”
Ik zal u in de tweede helft van mijn lezing een aantal van de dingen vertellen die ik opgepikt heb uit het programma in Upaya, maar eerst wil ik u vertellen over boeddhisme in het westen en over de kern van het boeddhisme – waar het nu eigenlijk om draait. En omdat het in het boeddhisme er in het westen heel anders uitziet dan in het oosten, waar het vandaan komt – zal ik dat meenemen in mijn verhaal.
Meditatie
Bij mij startte het met een fascinatie voor zenmeditatie. Hier in het westen is boeddhisme überhaupt onvervreemdbaar verbonden met meditatie. Op alle westerse boeddhistische centra leer je mediteren, en studie en wijsheid komen op de tweede plaats. Dat zie je aan de grote hoeveelheid boeken vanuit Boeddhisme die allemaal over levenswijsheid gaan. De populaire mindfulness-training die in ziekenhuizen wordt gegeven maar meer en meer ook in bedrijven en bij meditatiecentra, is eigenlijk boeddhistische meditatie ontdaan van alle boeddhistische termen en rituelen. De stichter, Jon Kabat Zinn, wilde meditatie ten goed laten komen van uitbehandelde pijnpatiënten. Hij zag dat het vooral de angst voor de pijn was die uitbehandelde pijnpatiënten ondermijnde. Meditatie leert je in het moment te zijn, en helpt dus om gebruik te maken van de momenten dat de pijn dragelijk is. Hij moest alle religieuze elementen weglaten om acceptatie te vinden in de academische ziekenhuiswereld en noemde de meditatie mindfulnesstraining.
Meditatie vinden we hier het meest interessant. Wat we in het westen amper zien is boeddhistische ethiek. In het oosten is het omgekeerd. Eigenlijk zijn er maar heel weinig boeddhisten die mediteren. Het gewone volk is devoot en beoefent de deugd van de vrijgevigheid. De monniken leven van de giften van de leken. Toen ik Thailand in een klooster was waren er iedere morgen bedelronden, waar de mensen rijst en andere etenswaren schenken aan de monniken en in ons geval: de nonnen. Is hun nap vol dan gaan de monniken (en nonnen) terug naar het klooster, eten en vasten de rest van de dag. De monniken en nonnen bidden en zingen voor de leken, ze troosten en voeren de rituelen uit, ze leiden scholen, meestal alleen voor jonge jongens (er zijn door de eeuwen van vervolging amper meer vrouwenkloosters maar wel weer veel mannenkloosters) – die veelal na de schoolperiode weer uittreden. Het is in veel landen de gewoonte dat leken tijdelijk intreden en voor enige weken tot enige jaren monnik zijn voordat zij weer een gewoon leven als leek leiden. Een beetje man treedt minstens een keer in zijn leven in, in het klooster.
Zelfs onder de monniken zijn er maar weinig die consequent mediteren. De meditatie is in boeddhistische landen aan de echte gevorderde kloosterlingen voorbehouden, zoals in vorige eeuwen ook in Nederland. In de meeste kloosters wordt minder gemediteerd dan hier in het westen in een boeddhistische retraite.
Dat roept natuurlijk de vraag op waarom wij in het westen de meditatie dan toch als zo belangrijk zien.
Het gaat er in Boeddha’s idee om, de geest te leren kennen en begeerte en haat uit te bannen. Door het beoefenen van vrijgevigheid hechten mensen zich niet aan bezit, ze zijn blij met wat ze krijgen en leren zo om hebzucht en haat onder controle te houden. Deze ethische leefregel is de basis voor boeddhistisch leven in boeddhistische landen. En wat de gewone mensen beoefenen door vrijgevigheid doen de gevorderde monniken in de meditatie: daar leer je je geest kennen en beheersen.
We zijn er ons meestal niet van bewust hoe onze gedachtestroom onophoudelijk doorgaat en ons voortdurend opjaagt en bezig houdt. In de meditatie praktiseer je de onderbreking daarvan. Wat je doet is voortdurend je verhaallijn en gevoelens onderbreken, je gedachten stoppen en je aandacht naar het hier en nu halen, in de vorm van het volgen van je ademhaling, zonder er oordelen over te hebben. Langzaam wordt je geest geconcentreerder en helderder en ben je minder bevangen door het verhaal dat je zelf in je geest maakt.
Het kalmeren van je geest en het kennen van je geest door de meditatie is zo belangrijk in ons westers Boeddhisme omdat het ons helpt los te komen van de mallemolen van onze consumptie¬maatschappij, van onze begeerten en onze afkeer. Ik zal dat toelichten. Maar laat ik bij het begin beginnen. Eerst iets over de Boeddha en de geschiedenis van het Boeddhisme – dan kom ik straks terug op de meditatie in het westen.
De Boeddha
Het begin is de Boeddha. Zoals Jezus een Jood was, was Boeddha een Hindoe. Hij werd als Siddharta Gautama geboren in het zuiden van Nepal en leefde rond 400 voor Christus in India. Het leed in de wereld had hem geraakt – en hij wilde de weg vinden om ervan bevrijd te worden. Hij verliet zijn jonge gezin en het koninklijk paleis waar hij de troonopvolger was, om als bezitloze en thuisloze te zwerven en door versterving en lichaamsverzaking heilig te worden. Hij volgde de toen gangbare goeroes die door wereldverzaking en lichaamskastijding verlichting trachtten te vinden. Maar hij vond de verlichting niet. Op een dag was hij uitgemergeld en op sterven na dood toen een boerenmeisje hem een kom melk aanreikte. Hij accepteerde de melk. Dat verkwikte hem en hij besefte dat er een middenweg moest zijn. Niet de totale overgave aan genot en weelde, noch de totale overgave aan lichamelijk afzien leidt tot geluk maar alleen de middenweg. Hij ontdekte dat je kunt accepteren dat je mens bent met menselijke behoeften en menselijk lijden, en dat je tegelijk je leven niet hoeft te laten drijven door je behoeften en je leed. Volgens de traditie raakte hij verlicht terwijl hij onder een Boddhiboom zat.
Hij overtuigde zijn oude maten van zijn inzichten en trok zo’n 60 jaar rond na zijn verlichting als thuisloze monnik. Hij werd de Boeddha genoemd, de ontwaakte. Hij kreeg vele volgelingen, waaronder zijn eigen vrouw en zijn zoon. Na zijn dood verspreidde vanuit India het boeddhisme zich en verbond zich met de religies van de landen waar het aankwam. In verschillende meer jaren durende concilies zijn de verhalen van de Boeddha aan elkaar verteld en herverteld en vastgelegd en op schrift gesteld, die als de canon zijn gaan gelden. En zoals dat gaat als mensen naar eenheid streven, ontstaan er onmiddellijk daarna scheuringen en richtingen, overigens zonder godsdienst¬oorlogen. De verspreiding van de leer over de verschillende landen zorgde voor vermenging met de bestaande religies. En zo ontstonden de grote stromingen als Tibetaans boeddhisme in Tibet, Zenboeddhisme in China en Japen en Theravada / Vipassanaboeddhisme in Thailand en Birma en omgeving.
Naar het westen
Het zijn met name christelijke kloosterlingen geweest die de oosterse meditatie naar het westen hebben gehaald voor en na de 2e wereldoorlog. Tegelijk trokken er uit verschillende Aziatische landen meesters, monniken en lama’s naar het westen om er het boeddhisme te brengen. Door de Chinese invasie in Tibet trokken lama’s naar het westen en opende zich de geheime leer. Anderen doceerden aan universiteiten of kwamen als zielszorgers voor geëmigreerde geloofsgenoten. Het Boeddhisme is geen missionerende religie, het waren vooral de maatschappelijke ontwikkelingen die zorgden voor die verspreiding.
Op dit moment zijn er tientallen scholen en stromingen van Boeddhisme in ieder westers land vertegenwoordigd. Bij de Boeddhistische Unie Nederland alleen al zijn er zo’n 50 boeddhistische centra aangesloten vaak met meerdere vestigingen in verschillende steden van Nederland en dat rijtje is lang niet uitputtend. In de oorspronkelijke landen heerst één stroming met verschillende scholen. Wij kennen hier dus een veel grotere verscheidenheid in Boeddhistische tradities dan in de oorspronkelijke landen!
Boeddhistische leer
Deze ruime verspreiding van het boeddhistisch gedachtegoed en de boeddhistische meditatie kon alleen tot stand komen omdat wij westerlingen de leer die erachter zit zo aantrekkelijk vinden. Wat is die leer? Ik doe hem u graag beknopt uit de doeken.
De Boeddha bereikte onder zijn Boddhiboom de verlichting en zijn ontdekking was de middenweg – weg van de extremen met volle aandacht voor wat de menselijke conditie is.
De basis van wat hij leerde is de erkenning van het lijden van mensen. Er is het gewone onontkoombare lijden: pijn door ziekte, honger, verlies van geliefden, ouderdom en dood. Dit is onontkoombaar en zullen wij allen meemaken. Daarnaast onderscheidde hij het lijden dat wij nu psychisch zouden noemen: de angst voor verlies, de pijn omdat je niet krijgt wat je verlangt of de pijn omdat je verliest wat je had. Wij zouden zeggen: ‘de mens lijdt het meest om het lijden dat hij vreest’. Boeddha zegt dat we pijn, ziekte, verlies, menselijk tekort en ouderdom niet uit de weg kunnen gaan, maar dat het echte menselijke lijden pas ontstaat in de begeerte en het verzet, de angst, de ontkenning en het bevechten van pijn en gebrek. Aan deze laatste vorm lijden aan pijn kunnen we een eind maken. En het grootste deel van de leer van de Boeddha gaat over hoe je aan dat lijden aan het lijden een eind kunt maken.
Dit onderscheid tussen twee soorten lijden is essentieel, want vaak wordt door veel mensen Boeddha’s leer verkeerd begrepen. Boeddha zegt dus dat pijn, ziekte, ouderdom, gebrek en verlies onontkoombaar zijn, maar dat we daar in vrede mee kunnen leven, gelijkmoedig en met levensvreugde zelfs.
Wij zijn het zelf die ons grootste lijden scheppen. Wat ons tegenhoudt om met levensvreugde te leven is het verzet tegen wat er is (wat hij haat noemt), de begeerte naar wat er niet is (de hebzucht) en de onwetendheid, omdat we maar achter onze illusies aan blijven rennen. Deze drie: afkeer, hebzucht en onwetendheid, noemt hij de drie wortels van het lijden.
We willen niet wat er is, we doen er alles voor om het anders te maken. En dat doorspekt ons hele dagelijks leven en handelen. Als we gelukkig zijn en geld hebben zijn we bang het kwijt te raken, als we niet gelukkig zijn maakt het geluk van anderen ons boos en jaloers. We denken dat we gelukkig zullen zijn als we iets krijgen waar anderen gelukkig mee zijn. En bovendien hebben we er geen benul van dat we door ons verzet en onze hebzucht zélf ons lijden scheppen.
Maar we kunnen het lijden aan het lijden wél beëindigen. Als we gaan beseffen dat onze hebzucht en onze afweer ons ongelukkig maken in plaats van gelukkig, hebben we ook de basis te pakken van de weg die leidt tot beëindiging van het lijden. Als we ons verzet opgeven, de begeerte naar rijkdom en geluk laten varen en inzicht veroveren in de oorsprong van het lijden – dan eindigt ons lijden.
Eigenlijk is dit de kern van de leer van Boeddha: besef dat je ongeluk voortkomt uit ‘het willen dat het anders is dan het is’. De boodschap is: houd je geluk niet vast en vrees de pijn niet – wees met wat er is, dan ben je weliswaar niet pijnvrij, maar wel ben je vrij van het geestelijk lijden aan de pijn.
Terug naar meditatie
En hier komt de meditatie om de hoek kijken. Want hoe kun je nu beter je lijden aan het lijden onder ogen zien, dan door je geest te observeren? Zeker hier in het westen, waar ons leven gedreven wordt door individualistische ambitie en consumptie en streven naar geluk – is een kijk in de werking van je eigen geest en neigingen heel erg verhelderend.
De deugd van de vrijgevigheid als beoefening – zoals in het Oosten – slaat bij ons niet aan – daar zijn wij te materialistisch en individualistisch voor en hebben we ervoor gezorgd dat de staat de zwakkeren helpt. Maar meditatie, inzicht in de kronkels van onze geest – dat boeit ons.
Nu ben ik nieuwsgierig naar uw meditatie-ervaring. Ik zou u willen vragen wie wel eens gemediteerd heeft? En boeddhistische meditatie?
Meditatie-instructies:
Ik wil u uitnodigen een korte meditatie mee te maken, een geleide meditatie ter kennis¬making. U hoeft niet mee te doen als het u tegenstaat – maar er zal u niets vreemds overkomen als u wel meedoet. U kunt elk moment stoppen.
Gaat u rechtop zitten, voeten op de grond, zitbotje in uw stoel, ontspannen rechtop, uw kruintje naar de hemel wijzend. Handen op uw dijbenen, ogen geloken – dat wil zeggen niet echt kijkend, maar open en een beetje naar binnen gericht.
Adem twee keer diep in en diep uit. Ontspan tijdens die ademhaling alle spieren terwijl uw kruin naar de hemel blijft wijzen en uw stuitje in de stoel boort. Zit stevig en ontspannen. Strong back, soft front – sterke rug, zachte voorkant, zegt Joan Halifax.
Aanwezigheid en niet afgeleid zijn, daar draait het om in meditatie. Het tellen van de ademhaling kan een hulpmiddel zijn. Tel uw ademhaling tot 10, in is 1 en uit is 2. Bent u bij 10 dan begint u weer opnieuw. Bent u afgeleid, begin terug bij 1– u hoeft nergens te komen, niets te bewijzen. Het is een hulpmiddel. Doe het gewoon en zie wat het u brengt.
Komt er een gedachte op, merk de gedachte op, en keer terug naar het tellen van de ademhaling.
Is er jeuk, spanning, zijn er storende geluiden, haal adem, laat de lijfelijke spanning gaan en keer terug naar de oplettendheid op de ademhaling.
Zit u nog ontspannen – of is inmiddels uw rug gespannen of uw schouders of uw kaak? Merk de spanning op, adem het los en keer terug naar het stevig zitten en let op de ademhaling.
Er komt, vroeg of laat een moment dat u ontspannen bent, dat u gegrond zit, stevig, met een warm hart en heldere geest. Dit is de plek van waaruit u zich met warme aandacht naar buiten kunt richten. U kunt hier altijd naar terug keren, als u er om u heen chaos is, paniek, angst of vertwijfeling. Het is de plek van gelijkmoedigheid, van onbevangenheid en compassie, de plaats van basale goedheid van het leven, Boeddhanatuur, God-in-ons, ons ware Zelf.
Dan vraag ik u nu om uw meditatie te stoppen, weer wat te bewegen. Is iedereen weer helemaal hier? Dan ga ik verder met mijn verhaal.
Deze meditatie-instructie die ik u gaf is een kenmerkende instructie voor zazen, zenmeditatie dus.
Dit wilde ik u vertellen over het Boeddhisme als basis om nu over te gaan op het onderdeel waarvoor u bent gekomen: het perspectief dat Boeddhisme biedt voor geliefden die hun stervende dierbaren loslaten door erbij te blijven, vrijwilligers die leren hoe zij nabij kunnen blijven zonder zwaarte op zich te nemen, en verpleegkundigen en artsen die professionele afstand inruilen voor professionele nabijheid.
2e Deel: Nabijheid bij stervenden
2 jaar geleden was ik in de Verenigde Staten, in Santa Fé in New Mexico, om het zencentrum Upaya te bezoeken. Ik kende de abdis, zenlerares Joan Halifax, ik was bij een retraite van haar in Nederland geweest en ik had haar boeken gelezen. Ze is een van de spiritholders van de Zen Peacemakers, een zenstroming die maatschappelijke problematiek in de beoefening opneemt en waar ik sinds een aantal jaar aan verbonden ben.
Joan Halifax heeft zich verdiept in stervensprocessen nadat ze het stervensproces van haar moeder meemaakte, die thuis wilde sterven maar niet naar huis mocht van de artsen. Bovendien was er ontkenning men bleef maar doorbehandelen, en er was geen goede begeleiding van haar stervensproces. Halifax ontwikkelde daarom een boeddhistische vorm van rouwverwerking en van daaruit ontwikkelde ze trainingen voor professionals in de zorg en voor mantelzorgers.
Ik volgde in zencentrum Upaya in Santa Fé het programma: Being with Dying. Dat programma werd in dat jaar voor het 25ste keer gegeven. Het is een nascholingsprogramma voor artsen, verpleegkundigen en geestelijk verzorgenden in de gezondheidszorg. Het programma is opgezet vanuit het boeddhistisch gedachtengoed, en in samenwerking met universitaire docenten en hoogleraren ethiek, neurologie, medici, en zorg en daarnaast yogadocenten en boeddhistische leraren.
Ik vond het ook een fascinerend programma omdat het de praktische wijsheid en kennis van het boeddhisme incorporeert in een training zonder ook maar één religieus woord of ritueel te gebruiken. Geen boeddhistische terminologie, geen religieuze waarheden en zelfs de meditatie werd tot oefening, contemplatie of geleide inlevingsoefening.
De ambitie van dit programma is om een revolutie te bevorderen in de zorg van hen die ernstige ziekten hebben of voor de dood staan. Om het kort samen te vatten is het doel van de training Professionele Nabijheid te leren, daar waar in ziekenhuizen juist de cultuur heerst van professionele afstand. Professionele Nabijheid dus.
De trainingen van Joan Halifax draaien om dit principe: hoe kun je vanuit radicaal optimisme zorg geven zónder angst. Hoe kun je zorg geven terwijl je al je eigen gevoelens en ervaringen serieus neemt? Het gaat om radicale nabijheid dus en zorg vanuit volledige compassie en afstemming op de stervende. Tegelijk is daar de bezorgheid: hoe kun je “compassion fatique” voorkomen? Ik weet niet of we hier al een Nederlands woord voor hebben. Maar het gaat om het verschijnsel dat je langzaam je betrokkenheid en vermogen tot invoelen verliest, omdat er oververmoeidheid ontstaat vanwege een teveel aan meegevoel of mededogen. In ziekenhuizen lijden veel zorgverleners er aan, het is een uitputtingsslag. Vele zorgverleners trekken zich terug in professionele afstand om niet ten onder te gaan aan meeleven. Tijdens de training hadden we kleine groepen waarin we met elkaar onze ervaringen deelden. Ik herinner me een vrouw die op kinderoncologische afdeling werkte en vertelde dat ze het delen van de pijn van het overlijden van een kind zo miste op het werk. Hert brak haar op, ze neigde zich af te sluiten. Compassion Fatique is niet nodig zegt Halifax, als je de juiste houding van compassie leert.
Compassie is geen empathie
Dat is intrigerend, wat is nu compassie volgens Joan Halifax? Compassie, zegt ze, is een onverstoor¬bare kracht. Het is een liefde zonder medelijden maar met een diepe gelijkmoedigheid. Met compassie hecht je niet aan de afloop en ben je zelfs niet geïnteresseerd om troost te bieden. Je bent er, als een rots in de branding, een krachtige rug, een baken in zee, een poort naar de diepste kern van het bestaan.
Compassie of mededogen kan behalve die onverstoorbare kracht ook de vorm aannemen van een kracht die ieder lijden beantwoordt met vriendelijke tederheid die geen grenzen kent. Je kunt altijd op haar rekenen omdat haar hart zacht en open is. Haar voorkant is zacht en open. Ook hier geen interesse in het effect en hoe het zou moeten zijn of aflopen.
Beide beelden van compassie vormen de kern van het werk als stervensbegeleider of de kracht van de mantelzorger. In meditatie roept Halifax ons altijd op om met een krachtige rug en een zachte voorkant te zitten. Strong back, soft front. Tijdens de training oefenden we met Tonglen, een Tibetaanse meditatievorm waarin je de zwaarte van de pijn in je opneemt en omzet in lichte liefdevolle energie.
Halifax benadrukt dat compassie, mededogen, níet hetzelfde is als empathie. Empathie is een gevoel, je voelt mee met iemand; je ben emotioneel afgestemd op die ander, je voelt de pijn van die ander. Empathie is maar een deel van compassie. Compassie, zegt Halifax, is geen gevoel maar een balans, een houding die je kunt ontwikkelen door je erin te trainen.
Waar gaat het om:
Het gaat om 3 gebieden die samen de compassie mogelijk maken: balans, onderscheidingsvermogen, en liefdevolle actie. Ik zal dat uitleggen.
Compassie ontstaat als der aandacht is en aanvoelen van wat een ander meemaakt. Maar dan moet er wel een balans zijn tussen gegrond zijn in je eigen lijf en je inleven in een ander. Je bent stabiel en emotioneel stevig in je eigen lijf – dat is de basis. Vervolgens resoneer je gevoelsmatig op het lijden van de ander.
Het gaat dus bij compassie allereerst om een balans tussen gegrond zijn in je eigen lijf en empathie, inleven in de ander. Het is er allebei, je gronding en je empathie!
Dan is er een tweede gebied, het gebied van je intentie en je inzicht. Wat kom je daar doen, wat is je intentie: je wil er zijn voor die ander, je wil lijden verlichten waar mogelijk. En daarnaast is er het inzicht dat jij iemand anders bent, jij bent immers gegrond in je eigen lijf en kracht. Maar er is het inzicht dat er een gemeenschappelijke grond is, God, of Boeddhanatuur. Je weet dat we allen sterfelijk zijn, en dat we niet van te voren kunnen weten wat goed voor de ander is – dat kun jij niet bepalen. Jouw intentie en jouw inzicht leiden tot onderscheidingsvermogen.
En als laatste is er de ethiek die in jou gegrond is. Jij voelt aan, als je in balans bent en onderscheidings¬vermogen hebt, wat nú goed is om te doen, wat de ander nú zal helpen. Je bent bereid verantwoording daarvoor te nemen en tot actie over te gaan. Je weet wat je moet doen. Voor liefdevolle actie is gelijkmoedigheid en onbevangenheid nodig.
Ik kom hier op het eind van mijn verhaal nog op terug.
Terug naar de meditatie nu:
Meditatie is een hulpmiddel om tot liefdevolle actie te komen, omdat het je leert je gedachten en verwachtingen te doorbreken, om gegrond te zijn in je lijf, om zacht en aandachtig te worden, en antwoord te kunnen gaan geven vanuit die zachte kracht. Die oefening om steeds weer terug te keren naar die aandachtige rust, laat je vermogen tot aandacht en rust groeien. Je traint jezelf om het drama in je hoofd te stoppen en om niet rond te racen in haast – omdat je denkt te weten wat je moet doen.
Als onze geest en ons lichaam voor onszelf transparant zijn, ontwikkelen we emotionele stabiliteit. Met deze mentale stabiliteit kunnen wij helder waarnemen wat er gaande is om ons heen. De wereld wordt ook transparanter. Ook andere mensen, onze geliefden of cliënten kunnen in ons, in onze gegronde aandacht, de basale goedheid van het leven zien.
Wat weerhoudt ons om alleen maar compassie te zijn?
Pijn en lijden zijn twee verschillende dingen. Dat heb ik in het eerste deel van deze lezing uiteen gezet. Lijden is een verhaal over pijn. Lijden is het verhaal over haat, begeerte en onwetendheid. Je denkt gelukkig te worden als er niet is wat er nu is, als je krijgt wat je wil en je beseft níet dat juist dat grijpen en afweren je geluk in de weg staat. Het is vaak het lijden dat ons op het spirituele pad brengt, het besef dat er meer is dan mijn angst en onzekerheid, het verlies en het lijden.
Het boeddhisme zegt dat het verhaal in ons hoofd, die drang tot vluchten of grijpen, het lijden, dat dat te stoppen is. In meditatie krijgen we zicht op hoe dat kan. Want onder al ons denken, al onze gewaarwordingen en gevoelens, als onze drang en impulsen huist een onverstoorbare kern waar alle lijden en denken en begeerten en afkeer wegvalt. Daar is geen angst. Er is geen lijden en in die onverstoorbare kern is zelfs geen pijn. Het lijf heeft pijn, de geest maakt er lijden van, maar de onverstoorbare kern: Boeddhanatuur, Christusbewustzijn, God-in-ons, je ware Zelf, hoe je het ook wilt noemen, is pure aanwezigheid. Ik ken niemand die daar volledig vanuit kan leven, maar het is wel mogelijk om er voortdurend bij terug te komen, als bij een bron die energie geeft, vertrouwen, liefde, levensvreugde. Die basis kennen is noodzakelijk om een stabiele basis te zijn waarop compassie kan groeien.
Ongetwijfeld kunt u allemaal het verlangen en de wanhoop, het niet weten wat te doen voor degene die lijdt en stervende is. We zullen voortdurend de neiging tegenkomen in onszelf om het lijden te willen oplossen, weg te werken, het niet te kunnen accepteren, om anderen de schuld te geven, of weg te willen. Trap er niet in, keer terug naar je basis, bij wat nú aanwezig is.
De waarheid sterft zodra je ook maar één gedachte over een mogelijke afloop laat opkomen. Dan ben je niet meer aanwezig bij wat nu is, maar vorm je allerlei ideeën over hoe je vindt dat het zou moeten zijn. Het gaat erom geen te hoop hebben op een bepaalde afloop, over een goede dood sterven of een goede hulpverlener zijn, of een goede moeder, of vriend. Je doet wat je inschat als het beste, zonder gehecht te zijn aan de afloop – en dat is het beste dat je geven kunt.
GRACE
Roshi Joan Halifax heeft een hulpmiddel ontwikkeld voor in de praktijk. Stel dat je de slaapkamer in moet gaan van iemand die ernstig lijdt en stervend is. Hoe kun je je daar op voorbereiden? Hoe kun je jezelf afstemmen op wat komen gaat?
Het hulpmiddel kan je goed helpen om de onderdelen die ik net noemde, de balans, het onderscheidings¬vermogen en de gelijkmoedigheid in je op te roepen. Halifax heeft een klein stappenplan gemaakt, dat GRACE heet. Grace betekent zowel gratie als genade. De letters zijn het hulpmiddel, ze staan voor het pad dat je kunt gaan voordat je een moeilijke situatie ingaat. Halifax heeft ansichtkaarten en armbandjes laten maken met de letters GRACE erop om je te herinneren.
Ik wil met u het stappenplan doornemen en ook even met een kleine geleide meditatie uitproberen. Het is niet ingewikkeld en heel behulpzaam.
GRACE dus, waar staan die letters nu voor. Ik heb ze meteen maar vertaald naar het Nederlands:
In het begin duurt het even, deze check en reset van jezelf. Later gaat het sneller en als vanzelf. Ik zal hem nog een keer herhalen, zodat u het zich zelf kunt voorstellen. Ga weer even rustig zitten en sluit uw ogen. Stel u voor dat u een moeilijke situatie tegemoet gaat in een kamer waar iemand ernstig lijdt of stervende is. U staat voor de deur. U hebt er vast snel een voor ogen, van wat u hebt meegemaakt, of waar u misschien wel middenin zit. U moet die kamer in waar het gebeurt en hebt een minuut. Stel je nu voor:
Ik hoop dat ik met deze lezing u meer handvatten heb kunnen geven over wat het boeddhisme biedt. Geliefden kúnnen hun stervende dierbaren loslaten door erbij te blijven, vrijwilligers kúnnen leren hoe zij nabij kunnen blijven zonder zwaarte op zich te nemen, en verpleegkundigen en artsen kúnnen in staat zijn professionele afstand in te ruilen voor professionele nabijheid. Laten we ons deze prachtige levenskunst eigen maken. Ik wens het u toe. Dank u.
Diana Vernooij
terug naar: start
Dit is de site van Diana Vernooij